De onderzoekers hebben vragen en antwoorden  op een rij gezet voor fruittelers en adviseurs als zij betrokken worden bij het onderzoek van WP2.

In het WP2-blootstellingsonderzoek onderzoeken we alleen de blootstelling van omwonenden (inclusief agrariërs) aan bestrijdingsmiddelen. In dit deel van OBO-2 kijken we niet naar mogelijke gezondheidseffecten. Het doel van het blootstellingsonderzoek is om te controleren of het model dat een inschatting maakt van de blootstelling nauwkeurig is. We vergelijken de uitkomsten van de modelberekeningen met de metingen in de praktijksituatie.

In OBO-1 hebben we dat gedaan voor neerwaarts bespoten gewassen. Uit OBO-1 bleek dat het blootstellingsmodel de blootstelling van neerwaartse bespuitingen goed kan voorspellen. In het blootstellingsonderzoek van OBO-2 controleren we hoe nauwkeurig het model de blootstelling bij zijwaartse bespuitingen kan voorspellen. We onderzoeken dat in de fruitteelt (appels en peren), omdat appels en peren het grootste oppervlak (areaal) hebben van de gewassen die zijwaarts worden gespoten.

In de gezondheidsonderzoeken kijken onderzoekers of er een verband is tussen blootstelling aan bestrijdingsmiddelen en bepaalde ziekten. Gezondheidsdata zijn een belangrijke bron voor de verschillende gezondheidsonderzoeken. Gezondheidsdata zijn bijvoorbeeld informatie over ziekenhuisopnames, medicijngebruik, doodsoorzaak, enz. Deze informatie komt onder andere van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek)), het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) en van huisartsen. In de eerste fase van de gezondheidsonderzoeken leggen de onderzoekers deze gezondheidsdata naast de teelten rondom de woonadressen.

In de gezondheidsonderzoeken wordt de blootstelling bepaald met behulp van het in het blootstellingsonderzoek geteste model. Hierbij wordt de blootstelling door bespuitingen op alle gewassen bepaald en zowel van neerwaarts als van zijwaarts gespoten gewassen. 

De metingen die we doen in het WP2-blootstellingsonderzoek worden alleen gebruikt om te kijken of het model de blootstelling nauwkeurig genoeg kan voorspellen. Met het model wordt vervolgens de blootstelling in heel Nederland ingeschat. De metingen in de fruitteelt worden niet gebruikt in de gezondheidsonderzoeken.

Het doel van het blootstellingsonderzoek is om te controleren of het model dat een inschatting maakt van de blootstelling nauwkeurig is. We vergelijken de uitkomsten van de modelberekeningen met de metingen in de praktijksituatie.

OBO-2 volgt op het Onderzoek Bestrijdingsmiddelen Omwonenden-1 dat tussen 2015 en 2019 plaats vond. In OBO-1 hebben we onderzoek gedaan naar blootstelling bij omwonenden en agrariërs bij neerwaartse bespuitingen. Met de gegevens uit dat onderzoek onderzochten we of het model dat blootstelling aan bestrijdingsmiddelen voorspelt nauwkeurig is. Uit OBO-1 bleek dat het blootstellingsmodel de blootstelling van neerwaartse bespuitingen goed kan voorspellen. 

In het blootstellingsonderzoek van OBO-2, onderzoeken we hoe nauwkeurig het model de blootstelling bij zijwaartse bespuitingen kan voorspellen. We onderzoeken dat in de fruitteelt (appels en peren), omdat appels en peren het grootste oppervlak (areaal) hebben van gewassen in Nederland die zijwaarts worden gespoten.

In het blootstellingsonderzoek meten we blootstelling van omwonenden van fruitpercelen en agrariërs aan bestrijdingsmiddelen. Dit doen we door de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen te meten in de omgeving (buitenlucht, huisstof) en van de personen zelf (urine, polsbandje).

We voeren metingen uit in het spuitseizoen (maart – oktober 2025) en vergelijken dat met metingen die we doen buiten het spuitseizoen (winter 2024/2025). 

Ook maken we een vergelijking van blootstelling van omwonenden die binnen 500 meter van fruitpercelen wonen met blootstelling van omwonenden die op meer dan 1 kilometer afstand van landbouwpercelen wonen. Deze laatste groep omwonenden vormt te controlegroep.

Om goed te kunnen meten aan blootstelling hebben we onderzocht bij welke fruitpercelen in Nederland er voldoende huizen staan binnen een straal van 500 meter. Dat bleek het geval in de volgende plaatsen: Cothen, Dreumel, Eck en Wiel, Hagestein, Herwijnen, Ingen, Ochten, ’t Goy, Varik, Werkhoven, Zoelen, Opijnen, Neerijnen, Waardenburg, Tuil, Ophemert en Haaften.

We willen bij 100 omwonenden en agrariërs de blootstelling meten. Dat wil zeggen dat we bij 80 huizen metingen uitvoeren. Per huis mogen meerdere personen aan het onderzoek mee doen. We schatten in dat we daarmee 100 omwonenden en agrariërs kunnen bereiken rondom 5 tot 7 fruitteeltpercelen. Bij omwonenden en agrariërs die meedoen aan het onderzoek meten we 7 dagen lang de concentratie bestrijdingsmiddelen in de lucht en in het huisstof. Omwonenden hebben ook 7 dagen lang het polsbandje om, dat meet met welke bestrijdingsmiddelen zij in aanraking komen. We verzamelen ook de ochtendurine van de 1e en de 2e dag. We verzamelen in het onderzoek minimaal 600 luchtmonsters, 400 urinemonsters en 200 stofmonsters. Dit is voldoende data om te bepalen of het blootstellingsmodel nauwkeurig is.

De onderzoekers bepalen welke fruitpercelen het meest geschikt zijn voor het blootstellingsonderzoek. De eigenaren van deze percelen krijgen per post een uitnodiging om mee te doen aan het onderzoek met een informatiefolder over het onderzoek. Daarna belt een medewerker van CLM Onderzoek en Advies de fruitteler om een afspraak te maken om het onderzoek verder uit te leggen. Deelname aan het onderzoek is vrijwillig. De fruitteler bepaalt zelf of hij/zij mee wil doen aan het onderzoek of niet.

We gaan vertrouwelijk om met de adresgegevens van deelnemende fruittelers. Alleen CLM beschikt over deze gegevens. Adresgegevens van fruittelers worden met niemand gedeeld. Locaties van deelnemende fruitpercelen worden wel met andere onderzoekers gedeeld. Dit gebeurt alleen met de onderzoekers die deze informatie nodig hebben binnen het blootstellingsonderzoek en niet Woo-plichtig (Wet open overheid) zijn. Bijvoorbeeld het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) is Woo-plichtig en wil en zal adresgegevens en locaties van percelen niet ontvangen.

In het blootstellingsonderzoek vragen we fruittelers om ons te laten weten wanneer ze een specifiek bestrijdingsmiddel toepassen. Dat is het moment dat bij de omwonenden de metingen starten. Aan het einde van het seizoen vragen we de fruitteler om de spuitregistratie aan te leveren voor het onderzochte perceel. Bij één van de fruittelers doen we een luchtmeting naast het perceel. Die meting doen we 2x.

Als een fruitteler mee doet aan het blootstellingsonderzoek, krijgen alle omwonenden binnen een straal van 500 meter van zijn perceel een uitnodiging om mee te doen aan het onderzoek. Fruittelers die zelf binnen 500 meter van het betreffende perceel wonen, kunnen uiteraard ook meedoen. Omwonenden die mee willen doen, worden telefonisch benaderd door het IRAS (Universiteit Utrecht) en krijgen later een huisbezoek.

We benaderen ook 20 huizen in de buurt van het onderzoeksgebied die meer dan 1 kilometer van alle landbouwpercelen af liggen. Dit is de controlegroep.

Ja, dat kan. Fruittelers die zelf binnen 500 meter van de te onderzoeken percelen wonen, kunnen meedoen aan het blootstellingsonderzoek.

Deelname van fruittelers is essentieel als input van het blootstellingsmodel. Het gaat dan om informatie over het gespoten bestrijdingsmiddel, de dosering, spuittechniek, watervolume, enz. Zonder deze informatie is de input van het model minder zeker omdat we de input dan moeten baseren op aannames. Dit kan leiden tot overschatting van de blootstelling.

Als te weinig omwonenden van fruitpercelen meedoen aan het onderzoek, moeten we ons onderzoeksgebied uitbreiden. We meten dan bij meer fruitpercelen, waarbij we per veld minder huizen hebben waarvan omwonenden meedoen.

De metingen bij omwonenden van fruitpercelen en bij de controlegroep vinden 2 keer plaats. We meten 1x in het spuitseizoen en 1x buiten het spuitseizoen. De metingen buiten het spuitseizoen vinden plaats in de winter 2024/2025. De metingen in het spuitseizoen vinden plaats in de periode maart t/m oktober 2025. De metingen worden tegelijkertijd uitgevoerd bij de omwonenden binnen een straal van 500 meter van het fruitperceel en bij de controlegroep (wonend op minstens 1km afstand van landbouwpercelen).

In het spuitseizoen vormt het moment waarop een fruitteler het te meten bestrijdingsmiddel toepast, de start van de metingen bij omwonenden. Voor de metingen buiten het seizoen kiezen de onderzoekers het moment, omdat er dan niet wordt gespoten.

Tijdens het onderzoek meten we bestrijdingsmiddelen met verschillende eigenschappen. We meten bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen die verdampingsgevoelig zijn en bestrijdingsmiddelen die niet verdampingsgevoelig zijn. We meten bestrijdingsmiddelen die snel afbreken en bestrijdingsmiddelen die langzaam afbreken.

Bestrijdingsmiddelen die we meten, moeten aan de volgende eisen voldoen:

  • Het bestrijdingsmiddel is toegestaan in de teelt van appel en/of peer;
  • Het bestrijdingsmiddel is heel 2025 nog toegelaten;
  • Het bestrijdingsmiddel mag alleen in de periode februari – oktober in fruitbomen worden gebruikt;
  • Het bestrijdingsmiddel is alleen voor professioneel gebruik toegestaan (het mag dus niet door particulieren worden gebruikt);
  • Het bestrijdingsmiddel wordt zijwaarts gespoten;
  • Het bestrijdingsmiddel moet geschikt zijn om te kunnen meten met een multi-residumethode met voldoende gevoeligheid.

We leggen bij elke fruitteler vast met welke spuittechniek en spuitdoppen hij/zij werkt en welke aanvullende driftreducerende maatregelen hij/zij neemt. Ook leggen we de leeftijd en de bladdichtheid van de bomen vast tijdens het moment van meten.

Ja, we houden rekening met blootstelling aan bestrijdingsmiddelen van andere percelen. Zowel van fruitpercelen als percelen met daarop andere gewassen. Om dit goed te kunnen doen, vragen we de spuitregistratie op van alle percelen in een straal van 500 meter van een deelnemende omwonende. Als telers hun spuitregistratie niet willen delen, werken we met standaard-spuitschema’s zoals gewasbeschermingsmiddelenadviseurs die adviseren.

Ja, met een vragenlijst vragen we omwonenden welke bestrijdingsmiddelen zij zelf gebruiken. We vragen ook naar het eerdere gebruik van bestrijdingsmiddelen door omwonenden, omdat dit binnenshuis kan ophopen.

Ja, met een vragenlijst vragen we omwonenden of zij het afgelopen jaar huisdieren hebben gehad. Welke huisdieren dat zijn en of het binnen- of buitenhuisdieren zijn. In OBO-1 en andere onderzoeken hebben we gezien dat het hebben van katten die buiten mogen komen, leidt tot een toename van bestrijdingsmiddelen in de huizen van omwonenden.

content

Een wetenschappelijke adviesraad  (onafhankelijke internationale wetenschappers op relevante vakgebieden) adviseert over opzet, uitvoering en resultaten van het onderzoek. Een maatschappelijke klankbordgroep  denkt mee over de uitvoering van het onderzoek en de wijze waarop communicatie plaatsvindt.

De resultaten worden aan het einde van het blootstellingsonderzoek bekend gemaakt, dat is naar verwachting eind 2026. Alleen als bij een omwonende concentraties bestrijdingsmiddelen boven de gezondheidsnorm worden gevonden, wordt dit meteen gemeld.

We brengen de resultaten van het onderzoek zo zorgvuldig en helder mogelijk naar buiten. Waarbij we alleen ingaan op de feiten. Hierbij spelen de maatschappelijke klankbordgroep en de wetenschappelijke adviesraad een belangrijke rol.

Alle klankbordgroepleden hebben een geheimhoudingsverklaring getekend. Daarin staat dat resultaten pas openbaar mogen worden gemaakt als het rapport afgerond en gepubliceerd is. Het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) verzorgt de communicatie over het Onderzoek Bestrijdingsmiddelen Omwonenden-2.