Een consortium van kennisinstituten heeft gemeten in hoeverre omwonenden van bollenvelden in contact komen met bestrijdingsmiddelen. Uit dit Onderzoek Blootstelling Omwonenden (OBO) blijkt dat zij bestrijdingsmiddelen binnenkrijgen. Dit kan het gevolg zijn van het gebruik van deze middelen in de omgeving. Ook andere bronnen, zoals voedsel, kunnen daar aan bijdragen. De gehalten van gemeten middelen in de lucht en urine waren niet hoger dan de risicogrenzen. Wel is meer onderzoek nodig naar het risico van alle bestrijdingsmiddelen voor alle omwonenden.
Restanten van bestrijdingsmiddelen die op de onderzochte bollenvelden zijn gebruikt, zijn teruggevonden in de buitenlucht rond woningen in de buurt. Ook in het stof op de deurmat en in het huisstof zaten resten. Daarnaast zijn ze aangetroffen in de urine van omwonenden van bloembollenvelden, zowel bij volwassenen als bij kinderen. Dit was ook het geval in de urine van mensen die op meer dan 500 meter afstand van agrarische velden woonden. Bij bollentelers en hun gezins¬leden zijn hogere concentraties bestrijdingsmiddelen gemeten dan bij andere omwonenden.
De risico’s van bestrijdingsmiddelen worden beoordeeld voordat deze worden toegelaten voor verkoop en gebruik. De OBO-resultaten laten zien dat de blootstelling aan de gemeten middelen niet te laag was ingeschat in de huidige toelatingsbeoordeling. Wel kan de beoordelingsmethode worden verbeterd met nieuwe kennis die het OBO heeft opgeleverd. Dit betreft onder andere kennis over de manier waarop bestrijdingsmiddelen zich verspreiden via de verwaaide druppels van spuitvloeistof (drift), via verdamping en via huisstof. Ook moet rekening worden gehouden met de totale blootstelling van meerdere bestrijdingsmiddelen, en moeten dus alle teeltsoorten en bestrijdingsmiddelen in een gebied worden meegenomen.
Naar aanleiding van de zorgen van omwonenden is in 2018 een verkenning uitgevoerd naar de gezondheids¬situatie van omwonenden van landbouwgrond. Toen is onderzocht of zij vaker dan niet-omwonenden bepaalde gezondheidsproblemen hebben. Er kwamen geen gezond¬heids¬problemen naar voren die samenhingen met de bollen¬teelt. Er waren wel indicaties voor gezondheidsproblemen in andere teelten. Het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) vindt het daarom nodig om een brede werkgroep te laten verkennen of en hoe nader gezondheidsonderzoek ingevuld kan worden. Dan zou ook naar andere aandoeningen en klachten moeten worden gekeken, zoals effecten op cognitieve ontwikkeling of autisme. Het was in het verkennend onderzoek niet mogelijk om naar deze klachten te kijken. Ook verdient de gezondheid van kwetsbare groepen, zoals kinderen jonger dan 16 weken, speciale aandacht.
Het RIVM pleit voor de oprichting van een kennisplatform waar mensen terecht kunnen met vragen over gewasbescherming en gezond¬heid. Ook ondersteunt het RIVM het streven naar een duurzame landbouw waarbij het gebruik van bestrijdingsmiddelen wordt beperkt.
Het onderzoek is uitgevoerd door een onafhankelijk consortium van kennisinstituten, bestaande uit Universiteit Utrecht, TNO, Wageningen UR, Radboudumc, Schuttelaar & Partners, CLM Advies en Onderzoek, en op persoonlijke titel Dr. P.J.J. Sauer. RIVM coördineerde het onderzoek.
Lees meer:
- Over het consortium.